15. Op leven en dood

Inmiddels hadden wij de gelegenheid met elkaar te spreken.

‘Benieuwd, wat zij bekokstoven,' zei Dick Stone. ‘Veel goeds zal het niet zijn.’

‘Ik vrees dat het ons de kop gaat kosten,’ zei Will Parker.

‘Ik ook,’ zei Sam Hawkens. ‘Die roodhuiden willen niets geloven, we kunnen zeggen wat we willen. Je hebt het hun anders niet kwaad verteld, zeg! Heb me over Intshu tshuna verbaasd.’

‘Waarom?’ vroeg ik.

‘Omdat hij je liet uitkletsen. Mij heeft hij de mond gesnoerd.’

‘Kletsen? Meen je dat, Sam?’

‘En of!’

‘Beleefd ben je.’

‘Kletsen noem ik alles wat niet helpt, als ik me niet vergis. En geholpen heeft het niet, hihihi!’

‘Ik geloof van wel.'

’Maar zonder reden.'

‘Nee, om een heel goede reden. Winnetou had het over zwemmen. Nu denk ik dat zij ons streng hebben verhoord om ons bang te maken. Het vonnis zal wel milder uitvallen.’

‘Reken er niet op! Denk je soms dat zij je de kans geven, je zwemmend in veiligheid te brengen?’

‘Dat denk ik zeker.’

‘Onzin! Ja, als het zo besloten is, zullen zij je laten zwemmen. En weetje, waarheen? Regelrecht in de kaken van de dood! Als je eenmaal dood bent, denk er nog maar eens aan, dat ik gelijk had - hihihi!' Dit zonderlinge mannetje zag zelfs in onze ernstige toestand nog kans, vergenoegd in zichzelf te giechelen over zijn bedenkelijke grap. Zijn vrolijkheid duurde maar kort, want het overleg werd beeindigd. De krijgers die eraan deelgenomen hadden, trokken zich in de halve cirkel terug en Intshu tshuna zei met luide stem:

‘Hoort toe, krijgers van Apaches en Kiowa's, wat over deze vier bleekgezichten is besloten. De raad der ouden had tevoren al bepaald, dat wij hen in het water zouden drijven, vervolgens met hen strijden en hen tenslotte verbranden. Maar de jongste, Old Shatterhand, heeft woorden gesproken waarin enige wijsheid en waarheid lag. De bleekgezichten hebben de dood verdiend, maar het lijkt dat zij het niet zo kwaad gemeend hebben als wij dachten. Daarom hebben wij onze oorspronkelijke beslissing laten varen en wij zullen de Grote Geest tussen hen en ons laten richten.' Hij zweeg een ogenblik, mogelijk om de spanning onder zijn toehoorders te vergroten. Sam maakte in die pauze haastig een opmerking:

‘Behold! Dat wordt leuk! Weet je wat hij bedoelt?’

‘Een tweegevecht, een zogenaamd godsoordeel.’

‘Ja, het zal wel om een tweegevecht gaan. Maar tussen wie? Ben heel benieuwd, dat te horen.' Het opperhoofd ging verder:

‘Het bleekgezicht Old Shatterhand lijkt de voornaamste van hen te zijn. In zijn handen zal de beslissing worden gelegd. Zij zal afhangen van hem, die bij ons de voornaamste is en dat ben ik, Intshu tshuna, opperhoofd van de Apaches.’

‘Zounds! Jij en hij!’ fluisterde Sam danig opgewonden.

‘Oef, oef oef!’ werd er in de gelederen van de roodhuiden bewonderend geroepen. Zij waren waarschijnlijk verbaasd, nu hun stamhoofd zelf met mij wilde vechten. Hij had zich aan het gevaar dat daaraan toch verbonden was, kunnen onttrekken door een ander de opdracht te geven. Hij verklaarde zijn gedrag toen hij verder ging:

'Intshu tshuna en Winnetou werden in hun roem aangetast toen er niet meer dan de vuist van een bleekgezicht nodig was om hen neer te slaan en te verdoven. Zij moeten zich van deze smet zuiveren, doordat een van hen tegen het bleekgezicht strijdt.

Winnetou zal dit niet zijn, want Intshu tshuna is ouder dan hij en bovendien het eerste opperhoofd van de Apaches. Winnetou stemt hiermee in, want Intshu tshuna zal met zijn eer ook die van zijn zoon redden, door Old Shatterhand te doden.' Weer wachtte hij een ogenblik.

‘Je mag blij zijn!’ zei Sam troostend. ‘Je zult tenminste vlugger sterven dan wij. Je hebt die kerel willen sparen en uit dank brengt hij je om zeep.’

‘Afwachten!’

‘Hoef niet af te wachten, weet het nu al. Denk je soms dat er sprake zal zijn van gelijke wapens?’

‘Zo dom ben ik niet.’

‘Well! De voorwaarden zijn bij dergelijke gelegenheden zo, dat de blanke verloren is. Is iemand er ergens ooit levend afgekomen, dan was dat de uitzondering die de regel bevestigt. Luister!' Intshu tshuna ging verder:

‘Wij zullen Old Shatterhand losmaken en hem in het water brengen van de rivier, die hij zwemmend moet oversteken. Hij krijgt geen wapen. Intshu tshuna volgt hem met slechts de tomahawk. Bereikt Old Shatterhand levend de overkant en de ceder, die ginds op de open plek staat, dan is hij gered en zijn ook zijn vrienden vrij. Zij kunnen heengaan. Doodt het opperhoofd hem evenwel eer hij de ceder bereikt, dan zijn ook zij kinderen des doods. Zij zullen niet gemarteld en verbrand worden, maar doodgeschoten. Laten alle aanwezige krijgers bevestigen dat zij mijn woorden verstaan hebben en het met mij eens zijn.’

‘Howgh!’ klonk het eensgezind. Het valt te begrijpen dat wij in grote spanning verkeerden; ik overigens minder dan Sam, Dick en Will.

‘Dat hebben die kerels listig bedacht,’ zei Hawkens nijdig.

‘Omdat jij de voornaamste bent, moet jij zwemmen. Onzin! Omdat je een greenhorn bent; dat is de reden. Zij moesten mij naar het water brengen! Zou hun laten zien dat Sam Hawkens als een forel door de golven glijdt. Maar jij! Denk eraan, dat je ons leven in de hand hebt! Als je verliest en wij moeten sterven, praat ik nooit meer met je, als ik me niet vergis!’

‘Wees niet bang, Sam,’ zei ik bemoedigend. ‘Ik zal mijn best doen. Ik ben het met je eens: de roodhuiden hebben een voortreffelijke keus gedaan. Reken erop, dat ik jullie zal redden.’

‘Laten we dat hopen. Het gaat op leven of dood dus. Je mag Intshu tshuna nu niet sparen. Laat dat niet bij je opkomen!’

‘We zien wel eens.’

‘Wat valt er te zien? Als je hem spaart, ben je verloren en zijn wij het ook. Je vertrouwt zeker op je vuist?’

‘Ja.’

‘Doe dat niet! Het komt immers niet eens tot een handgemeen!’

‘Ik geloof het wel.’

‘Beslist niet!’

‘Hoe wil hij me dan doden?’

‘Met de tomahawk. Je weet toch dat men die niet alleen in een handgemeen gebruikt. Het is ook een gevaarlijk wapen uit de verte. Men werpt ermee en de Indianen zijn daarin zo bedreven, dat zij van honderd pas afstand het topje van een opgestoken vinger afsnijden. Intshu tshuna zal niet met de bijl op je inhakken, hij zal je die, terwijl je vlucht, naslingeren en je bij de eerste worp doden, al ben je nog zo’n goed zwemmer. Je bereikt de overkant niet eens. Hij slingertje in het water de tomahawk naar het hoofd, of liever in de nek, wat altijd dodelijk is. Dan heb je niets aan je zwemkunst en je kracht.’

‘Weet ik, Sam. Maar ik weet ook dat soms een heel klein beetje list meer kan doen dan de grootste kracht.’

‘List? Waar heb jij geleerd listig te zijn? Ik zegje dat oude Sam als een geslepen kerel bekend staat, maar ik kan toch niet inzien hoe jij het opperhoofd met list de loef kunt afsteken. Wat helpt alle list tegen een goed geworpen tomahawk?’

‘Veel, Sam, veel.’

‘Hoe dan?’

‘Dat zul je zien, of liever: dat zul je voorlopig niet zien. Ik kan je alleen zeggen dat ik haast zeker van mijn succes ben.’

‘Je schept maar wat op, om ons gerust te stellen.’

‘Nee.’

‘Ja, ja, om ons te troosten,’ hield Sam vol. ‘Maar wat helpt ons troost die even later beschaamd wordt?’

‘Bedaar toch!’ drong ik aan. ‘Ik heb een uitstekend plan.’

‘Een plan? Ook dat nog! Hier is maar een plan: naar de overkant zwemmen. En daarbij zal de tomahawk je treffen.’

‘Nee. Let goed op. Als ik verdrink, zijn we gered.’

‘Als je verdrinkt zijn we ...? Man, je slaat wartaal uit.’

‘Ik weet wat ik zeg. Let op: als ik verdrink, hebben we niets meer te vrezen.' De laatste zinnen had ik haastig uitgesproken, want de beide opperhoofden en Winnetou kwamen naar ons toe.

‘Wij maken Old Shatterhand nu los,’ zei Intshu tshuna. ‘Hij hoeft niet aan ontvluchten te denken. Hij zou dadelijk door honderden worden achtervolgd.’

‘Ik denk niet aan vluchten,’ zei ik, ‘al zou ik kunnen ontsnappen, het zou slecht van me zijn, mijn vrienden achter te laten.' Ik werd losgemaakt en ik rekte mijn armen uit, om hun soepelheid te beproeven. Daarna begon ik mijn plan voor te bereiden.

‘Het is een grote eer voor mij, met het meest vermaarde opperhoofd van de Apaches om het hardst, of liever, op leven of dood te zwemmen,’ zei ik. ‘Voor hem is het evenwel geen eer.’

‘Waarom niet?’

‘Omdat ik geen partij voor hem ben. Ik heb wel eens in een beek geploeterd en daarbij moeite gedaan niet te zinken. Maar ik geloof niet dat ik over zo’n brede rivier kan zwemmen.’

‘Oef, oef!’ riep hij verbaasd, want hij had zich van mij tot dusver een andere voorstelling gemaakt. ‘Dat vindt het opperhoofd niet aangenaam. Winnetou en Intshu tshuna zijn de beste zwemmers van onze stam. Wat betekent dus een overwinning op zo’n slecht zwemmer?’

‘En u bent gewapend, ik niet!’ zette ik mijn misleiding voort.

‘Ik heb de dood dus voor ogen en mijn vrienden bereiden zich op de hunne voor. Maar toch zou ik graag weten hoe deze strijd zal verlopen. Wie gaat eerst in het water?’

‘U.’

‘En u volgt mij?’

‘Ja.’

‘En wanneer valt u mij met de tomahawk aan?’

‘Wanneer Iptshu tshuna wil,’ antwoordde hij met het trotse, haast minachtende lachje van de meester die tegen een beginneling spreekt.

‘Kan dat ook in het water al gebeuren?’

‘Ja'

Ik deed alsof ik steeds bezorgder en moedelozer werd en vroeg:

‘U moogt mij dus doden. Ik u ook?' Hij keek mij aan alsof hij dacht: Stumper, die kans krijg je niet eens. Die vraag kan je alleen door doodsangst ingegeven zijn!’

‘Wij zwemmen en vechten op leven of dood,’ zei hij. ‘U kunt Intshu tshuna dus ook doden en als u dit zou gelukken, kunt u ongehinderd de ceder bereiken.’

‘En ik zou voor uw dood niet worden gestraft?’

‘Nee. Als het opperhoofd van de Apaches u doodt, bereikt u het doel niet en uw vrienden moeten sterven. Doodt u hem, dan bereikt u de ceder en u bent allen vrij. Kom mee!' Hij keerde zich om en ik trok mijn jachtbuis en laarzen uit.

Wat ik in de gordel en in mijn zakken had, legde ik erbij. Ik hoorde Sam jammeren:

‘Dat loopt mis, dat loopt mis. Als je je eigen gezicht kon zien! En die benauwde toon bij je laatste vragen! Ik vrees het ergste, voor jou en voor ons!' Ik kon hem niet antwoorden, want de drie roodhuiden zouden mij hebben verstaan, maar ik wist heel goed waarom ik me zo jammerlijk gedroeg. Ik wilde Intshu tshuna overmoedig maken; ik wilde hem in de val lokken. En mijn grove list slaagde!

‘Nog een vraag,’ verzocht ik, eer ik hem volgde. ‘Krijgen wij onze bezittingen terug, als wij vrij komen?' Intshu tshuna lachte kort en ongeduldig, want het leek hem een al te dwaze vraag.

‘Ja, die krijgt u terug.’

‘Alles?’

‘Alles.’

‘Ook de paarden en de geweren?’

‘Alles, heeft Intshu tshuna gezegd! Heb je geen oren? Een pad wil met een adelaar om het hardst vliegen en vraagt wat hij krijgt als hij wint. Als je even slecht zwemt als vraagt, schaamt het opperhoofd van de Apaches zich dat hij je geen oude squaw als  tegenstandster heeft gegeven!' Door de halve kring, die zich voor ons opende, liepen wij naar de oever van de Rio Pecos. Ik kwam dicht langs Nsho-tshi en ving een blik van haar op, waarmee ze voorgoed afscheid van mij nam. De Indianen volgden ons en strekten zich op de grond uit, om op hun gemak te genieten van het spannende schouwspel dat hun wachtte.

Ik begreep in welk gevaar ik me bevond. Ik kon recht, in zigzaglijn of scheef over de rivier zwemmen, ik was in elk geval verloren. De tomahawk van het opperhoofd zou mij treffen.

Er was maar een uitweg: duiken, en wat dat betreft, was ik gelukkig niet zo’n stakker als Intshu tshuna dacht. Maar zelfs duiken alleen zou mijn leven niet redden. Ik moest bovenkomen om adem te halen en dan stelde ik mijn hoofd aan de tomahawk bloot. Nee, ik kon me niet aan de oppervlakte laten zien. Wat moest ik dan doen? Ik keek onderzoekend naar weerskanten de oever langs en zag tot mijn genoegen dat de plaatselijke omstandigheden mij te hulp kwamen.

Zoals gezegd bevonden wij ons op de onbegroeide zandvlakte, maar ver voorbij het midden. Stroomopwaarts begon het bos op geen honderd pas van ons en daarachter maakte de Pecos een bocht, die de rivier aan de blik onttrok. Stroomafwaarts lag de rand van de zandstrook een vierhonderd pas van mij af. Als ik te water sprong en niet meer bovenkwam, zou men mij als verdronken beschouwen en naar mijn lijk gaan zoeken, natuurlijk stroomafwaarts. Mijn redding lag dus stroomopwaarts. En daar zag ik een plek waar de stroming de oever ondergraven had. Het overhangend gedeelte leek heel geschikt om mij enkele ogenblikken te verbergen. Verder stroomopwaarts was allerlei hout samengestuwd en ook dat kon ik goed als dekking gebruiken.

Tevoren was het evenwel raadzaam enige angst te tonen.

Intshu tshuna ontkleedde zich tot op de dunne Indiaanse broek, stak de tomahawk in de gordel, nadat hij de andere voorwerpen eruit verwijderd had, en wenkte mij.

‘We beginnen. Spring erin!’

 ‘Mag ik niet eerst proberen, hoe diep het is?’ vroeg ik bevreesd.

Er verscheen een verachtelijk lachje op zijn gezicht. Hij riep om een speer. Die werd mij gebracht en ik stak de punt in het water. Ik voelde geen bodem. Ik was er blij om. Achter mij klonk minachtend gemompel uit vele kelen, een bewijs dat ik mijn doel bereikt had. Ik hoorde Sam roepen:

‘In vredesnaam, kom liever terug! Ik kan het niet aanzien. Laten zij ons doodmartelen. Beter dan zo’n drama aan te zien!' Onwillekeurig vroeg ik me af, wat Nsho-tshi nu wel van mij denken zou. Ik keek om. Het gezicht van Tangua drukte niets dan spot uit. Winnetou had zijn bovenlip opgetrokken, zodat zijn tanden zichtbaar waren. Hij was woedend dat hij ooit met mij te doen had gehad. Zijn zuster had de ogen neergeslagen. Zij keek mij niet meer aan.

‘Het opperhoofd van de Apaches is gereed!’ snauwde Intshu tshuna. ‘Waarop wacht je?' Tangua meende deze boze woorden nog te moeten overtreffen door honend te roepen:

‘Laat die kikker toch vrij. Schenk hem zijn leven! Aan zo’n lafaard mag een krijger de hand niet slaan!' De toeschouwers moesten mij we! als een lafaard beschouwen en Intshu tshuna snauwde mij, grommend als een tijger, toe:

‘Erin, of ik sla je dadelijk de tomahawk in de nek!' Ik deed alsof ik schrok, ging op de oever zitten, stak eerst de voeten en daarna de enkels in het water en hield me, alsof ik me er langzaam in wilde laten glijden. ‘Erin jij!’ schreeuwde Intshu tshuna en gaf me een schop in de rug. Daarop had ik gerekend. Ik stak hulpeloos de armen omhoog, gaf een gesmoorde schreeuw en plonsde in het water. Nu was de komedie ten einde. Ik voelde grond, zette me met mijn hoofd af en zwom onder water dicht langs de oever weg. Achter mij hoorde ik iets ruisen. Intshu tshuna was me nagesprongen. Zoals ik later vernam, had hij me eerst een voorsprong willen geven, om me op de andere oever met zijn bijl te treffen. Nadat ik me zo laf had getoond, was hij me dadelijk nagesprongen om me af te maken, zodra ik bovenkwam. Met lafaards maakte men korte metten.

Ik bereikte de overhangende plek in de oever en stak mijn hoofd tot onder de mond boven water. Alleen het opperhoofd in het water had me kunnen zien, maar hij keek gelukkig stroomafwaarts.

Ik haalde diep en vlug adem en dook weer om verder te zwemmen. Ik bereikte het drijfhout, dook eronder en kon opnieuw ademhalen. Het verborg mijn hoofd zo goed, dat ik enige tijd boven durfde blijven. Ik zag het opperhoofd op het water liggen als een roofdier dat zijn prooi wil bespringen. Nu had ik het laatste, maar ook het langste stuk nog voor me - dat tot aan de bosrand, waar struiken over het water hingen. Ook daar kwam ik veilig aan en onder dekking van de struiken ging ik aan land. Nu moest ik de bocht in de rivier bereiken om daarachter naar de overkant te zwemmen en dat kon ik het vlugst lopend doen. Tevoren gluurde ik door de takken naar de bedrogenen.

Schreeuwend en met de armen zwaaiend stonden zij aan de kant, terwijl het opperhoofd nog altijd op me wachtte en heen en weer zwom, hoewel ik onmogelijk zo lang levend onder water had kunnen blijven. Zou Sam Hawkens nu aan mijn woorden denken: Als ik verdrink, zijn we gered?

Zo vlug mogelijk liep ik het bos door, tot ik de bocht in de Rio Pecos achter me had. Ik ging weer in het water en bereikte ongedeerd de andere oever, zij het door mijn komedie, dus dank zij het feit dat de Indianen mij voor een slecht zwemmer hielden, een man met watervrees. Zij hadden zich door een grove list laten misleiden, en dat, terwijl zij tevoren toch geen aanleiding hadden gehad, mij als laf te beschouwen.

Aan de overkant liep ik door het bos tot aan de rand stroomafwaarts. Verscholen achter struiken zag ik dat verscheidene Indianen te water waren gesprongen en met speren naar de verdronken Old Shatterhand prikten. Ik had nu op mijn gemak naar de ceder kunnen lopen en ik zou gewonnen hebben, maar dat deed ik niet, want ik wilde mijn overwinning niet alleen aan list te danken hebben. Ook wilde ik Intshu tshuna een les geven en hem aan mij verplichten en ditmaal openlijk. Hij zwom nog altijd zoekend heen en weer. Hij lette niet eens op de andere oever. Ik gleed in het water en liet me, met neus en mond boven water, op de rug door de stroom meevoeren. Niemand zag me.

Toen ik ter hoogte van de zoekende Indianen was gekomen, dook ik op en begon water te trappen. Ik schreeuwde:

‘Sam Hawkens, Sam Hawkens, we hebben gewonnen!' Het leek alsof ik op een ondiepe plek stond. De roodhuiden hoorden mij, keken en brulden van woede. Het was alsof er duizend duivels om het hardst gilden. Wie zoiets eenmaal gehoord heeft, vergeet het nooit meer. Nauwelijks had Intshu tshuna me gezien of hij begon met lange krachtige slagen te zwemmen. Ik mocht hem niet te dicht laten naderen en zwom naar de oever terug. Ik kwam uit het water en bleef staan.

‘Doorlopen!’ schreeuwde Sam. ‘Zorg dat je bij die ceder komt.' Dat kon niemand mij meer beletten, zelfs Intshu tshuna niet.

Maar ik had iets anders in de zin en bleef staan tot hij nog een veertig pas van mij af was. Daarna rende ik naar de boom. Als ik nog gezwommen had, zou zijn aanval met de tomahawk wel gelukt zijn, maar nu was ik ervan overtuigd, dat hij zijn bijl niet zou werpen eer hij zelf uit het water was.

De boom stond driehonderd pas van de rivier. Toen ik met vlugge sprongen de halve afstand had afgelegd, bleef ik staan en keek om. Het opperhoofd kwam juist het water uit. Hij zou in mijn val lopen. Inhalen kon hij me niet meer; hoogstens zou zijn tomahawk mij kunnen bereiken. Die rukte hij uit de gordel en hij stormde vooruit. Nog vluchtte ik niet. Pas toen hij me gevaarlijk dicht was genaderd, deed ik alsof ik vluchtte. Ik overwoog: zolang ik stil sta, zal hij zijn bijl niet gooien, want die zou ik zien naderen en ontwijken, terwijl hij, in het bezit van zijn bijl, nog een kans hield, mij neer te slaan. Hij zou alleen gooien als ik vluchtte en hem daarbij de rug toekeerde, zodat ik het snorrende wapen niet zou zien naderen. Ik deed dus alsof ik vluchtte, maar legde hoogstens twintig sprongen af, waarna ik weer bleef staan. Juist! Om zuiver te kunnen werpen was ook hij blijven staan en zwaaide de bijl al om zijn hoofd. Terwijl ik omkeek, slingerde hij zijn wapen weg. Ik sprong opzij en - de bijl vloog me voorbij en boorde zich in het zand. Dat was mijn bedoeling geweest. Ik greep de bijl en in plaats van naar de boom te rennen, ging ik het opperhoofd bedaard tegemoet.

Hij brulde van woede en schoot op me af. Nu zwaaide ik de tomahawk en ik waarschuwde hem:

‘Blijf staan, Intshu tshuna! U hebt zich opnieuw in Old Shatterhand vergist. Wilt u uw eigen bijl in de schedel hebben?’

‘Hond, hoe ben je me in het water ontkomen? De Boze Geest heeft je geholpen.’

‘Welnee. Als hierbij een geest betrokken is, kan alleen de goede Manitou mij geholpen hebben.' Ik zag zijn ogen gloeien, alsof hij plotseling een besluit had genomen. Nog eens waarschuwde ik hem.

‘Ik zie aan u dat u mij wilt aanvallen. Het zou gevaarlijk voor u zijn. Er zal u niets overkomen, want ik ben u en Winnetou zeer genegen. Maar als u mij. .. ' Meer kon ik niet zeggen. De woede belette hem, rustig te overwegen.

Hij vloog mij aan, de handen als klauwen gekromd. Hij meende mij beet te hebben, maar ik bukte me en schoot opzij.

De kracht van de slag die mij had moeten vellen, deed hem neerstorten. Dadelijk was ik bij hem, zette mijn ene knie op zijn linker-, mijn andere op zijn rechterarm, greep hem met mijn linkerhand bij de keel, zwaaide de tomahawk en riep:

‘Intshu tshuna, vraagt u om genade?’

‘Nee.’

‘Dan zal ik u de schedel klieven.’

‘Dood mij, hond!’ hijgde hij, vruchteloos worstelend.

‘Nee, u bent Winnetou’s vader en ik dood u niet. Maar u dwingt me, u onschadelijk te maken.' Ik gaf hem met de platte kant van de bijl een klap tegen de slaap - hij reutelde, kromde zich krampachtig en strekte zich uit. De Indianen aan de overkant meenden dat ik hem doodgeslagen had. Het loeien klonk luider dan tevoren. Ik bond het stamhoofd met zijn gordel de armen langs het lichaam, droeg hem naar de ceder en legde hem neer. De voorwaarde luidde immers dat ik de ceder moest bereiken. Daar liet ik hem liggen en rende naar de oever terug, want ik zag vele Indianen in het water springen en naar mij toe zwemmen, Winnetou voorop.

Voor mij en mijn vrienden zou dat gevaarlijk kunnen worden, als de Apaches niet bereid waren, hun woord te houden. Van de oever riep ik:

‘Terug! Het opperhoofd is niet dood, alleen bewusteloos. Maar als u hier komt, moet ik hem doden. Alleen Winnetou mag de rivier overzwemmen. Met hem wil ik praten.' Zij trokken zich van mijn waarschuwing niets aan. Toen richtte Winnetou zich hoog op in het water, zodat allen hem zagen, en riep hun iets toe dat ik niet verstond. Zij maakten rechtsomkeert en hij zwom alleen naar me toe. Ik wachtte op de oever en liet hem aan land komen.

‘Heel verstandig, uw krijgers terug te sturen,’ zei ik. ‘Zij zouden uw vader in gevaar hebben gebracht.’

‘U hebt hem dus niet met de tomahawk doodgeslagen?’

‘Nee. Hij dwong me, hem buiten kennis te slaan; hij wilde zich niet overgeven.’

‘U had hem kunnen doden!’

‘Ik dood niet graag een vijand en zeker de vader van Winnetou niet, voor wie ik veel eerbied heb. Hier hebt u zijn wapen.' Hij nam de tomahawk van me aan en bleef me lang aankijken.

Zijn blik werd steeds milder. Mildheid ging over in bewondering en tenslotte riep hij:

‘Wat is Old Shatterhand toch voor een man! Wie kan hem begrijpen?’

‘U zult me leren begrijpen.’

‘U geeft mij de bijl zonder te weten of wij woord zullen houden. Weet u dat u daardoor aan mij overgeleverd bent?’

‘Pshaw! Ik ben niet bang. Ik heb altijd mijn vuisten nog en Winnetou is geen leugenaar, maar een nobel krijger, die zijn woord niet zal breken.' Hij stak mij de hand toe. Zijn ogen glansden.

‘Zo is het. U bent vrij en de andere bleekgezichten zijn het ook, behalve de man Rattler. U stelt vertrouwen in Winnetou; kon hij u ook maar een beetje vertrouwen.’

‘U gaat mij evenzeer vertrouwen als ik u; dat komt. Wij gaan naar uw vader.’

‘Ja, Winnetou moet naar hem kijken, want als Old Shatterhand toeslaat, kan de dood ook zonder dat hij het wil, intreden.' Bij de ceder maakten wij de armen van het opperhoofd los.

Winnetou onderzocht hem en zei:

‘Hij leeft, zal evenwel laat wakker worden en daarna lange tijd hoofdpijn hebben. Ik kan hier niet blijven, ik zal enkele mannen naar hem toe sturen. Gaat mijn broeder Old Shatterhand met mij mee?' Voor het eerst noemde hij mij ‘broeder’. Hoe vaak heb ik later deze naam uit zijn mond gehoord en hoe oprecht was dat steeds gemeend! Wij gingen terug en zwommen de rivier over. De Indianen wachtten ons in spanning. Nu wij vreedzaam naast elkaar zwommen, zagen zij dat wij eensgezind waren en begrepen dat zij mij met hun spot onrecht hadden gedaan. Op de oever nam Winnetou mij bij de hand en riep luid:

‘Old Shatterhand heeft gewonnen. Hij en zijn drie vrienden zijn vrij!’

‘Oef, oef, oef!’ riepen de Indianen.

Winnetou stuurde twee Apaches naar zijn vader op de andere oever. Tangua keek somber voor zich uit. Ik had met hem nog iets te vereffenen, want hij moest gestraft worden voor zijn leugens en zijn pogingen, ons te laten doden, niet alleen terwille van ons, maar van alle blanken die hij nog zou kunnen ontmoeten.

Winnetou liep hem naast mij voorbij, zonder hem aan te kijken. Hij bracht me naar de palen waaraan mijn drie vrienden gebonden waren.

‘Halleluja!’ riep Sam. ‘We zijn gered! We worden niet vermoord! Jongeman, greenhorn, hoe heb je dat wel klaargespeeld?’

‘Gered!’juichten ook Dick en Willen Parker liet zich ontvallen: ‘Dat was niemand anders gelukt; zelfs Sam niet, die alles altijd beter kan en weet.' Winnetou gaf mij zijn mes.

‘Snij hen los!’ zei hij. ‘U hebt verdiend dit zelf te doen.' Ik sneed de touwen door. Ik was nog niet klaar of het drietal wierp zich op mij en drukte mij zo krachtig aan de borst, dat ik het benauwd kreeg. Sam drukte zelfs een kus op mijn hand en zei, terwijl de tranen hem uit zijn oogjes in de baard liepen:

‘Kerel, als ik je ooit vergeet, mag de eerste de beste beer me verslinden, met huid en haar! Hoe is dat nu gegaan? Je was weg en je was zo bang voor het water, dat iedereen je als verdronken beschouwde.'

'Ik zei toch: als ik verdrink, zijn we gered?’

‘Heeft Old Shatterhand dat tevoren al gezegd?’ vroeg Winnetou verbaasd. ‘Het was dus maar een spel?’

‘Ja,’ zei ik.

‘Mijn broeder is dus onder water stroomopwaarts gezwommen en aan de overkant weer stroomafwaarts, zoals ik al dacht. Mijn broeder is sterk als een beer, maar ook listig als een prairievos. Zijn vijand moet voorzichtig zijn.’

‘Zo’n vijand was Winnetou.’

‘Hij is het niet meer.’

‘U gelooft die leugenaar Tangua dus niet meer?' Hij keek me lang en onderzoekend aan, zoals tevoren aan de overkant, en stak me nog eens de hand toe.

‘Uw ogen zijn goed en in uw trekken ligt geen onoprechtheid. Winnetou gelooft u.' Ik had mijn kleren al weer aangetrokken en haalde nu de blikken doos uit mijn jaszak.

‘Mijn broeder Winnetou doet dat terecht. Ik zal het hem bewijzen.

Misschien kent hij, wat ik hem laat zien.' Ik nam de opgerolde haarlok uit de doos, ontrolde de streng en gaf hem die. Hij nam de streng niet aan, maar ging verbaasd een stap achteruit.

‘Dat is haar van mijn hoofd. Wie heeft het u gegeven? Intshu tshuna vertelde al dat de Grote Geest een onzichtbare redder had gezonden, toen u aan de bomen stond gebonden. Onzichtbaar, ja, want de Kiowa’s mochten hem niet zien. Nu behoeft hij zich niet meer schuil te houden. Wilt u nu geloven dat ik niet uw vijand, maar altijd uw vriend ben geweest?’

‘U - u - hebt ons losgesneden? Aan u hebben wij dus de vrijheid en mogelijk het leven te danken!’ zei hij ontroerd. Hij greep me bij de handen nam me mee naar de plaats waar zijn zuster stond, die geen oog van ons af had.

‘Nsho-tshi ziet hier de dappere krijger die vader en mij heeft bevrijd, toen de Kiowa’s ons aan de bomen hadden gebonden. Laat zij hem bedanken.' Na deze woorden omarmde hij mij, terwijl Nsho-tshi mij de hand reikte en fluisterde: ‘Vergeef me.' Zij moest mij bedanken, maar ze vroeg vergiffenis. Waarvoor?

Ik begreep haar heel goed. In gedachten had zij mij onrechtvaardig beoordeeld. Zij had mij verzorgd en diende mij beter te kennen dan de anderen, maar toen ik een listige komedie opvoerde, had ze mij voor een lafaard gehouden. Dit wilde zij liever goedmaken dan mij te bedanken, zoals Winnetou verlangde.

Ik drukte haar hand hartelijk.

‘Nsho-tshi zal zich nog herinneren wat ik haar gezegd heb. Nu is het uitgekomen. Gelooft mijn zuster mij nu?’

‘Nsho-tshi gelooft haar blanke broeder.' Tangua stond dicht bij ons. Ik zag hoe woedend hij was. Ik ging naar hem toe en keek hem doordringend aan.

‘Is het opperhoofd van de Kiowa’s een leugenaar of verkiest hij de waarheid?’

‘Wilt u Tangua beledigen?' snauwde hij.

‘Nee, ik wil weten wat ik aan u heb. Geef antwoord!’

‘Old Shatterhand weet dat het opperhoofd van de Kiowa’s de waarheid verkiest.’

‘Zullen we zien. Weet u nog wat u tegen mij gezegd hebt?’

‘Wanneer?’

‘Toen ik nog aan de paal gebonden stond.’

‘Er is zoveel gezegd.’

‘Zeker. U begrijpt wel, welke opmerking ik bedoel. U wilde mij rekenschap afleggen.’

‘Heeft Tangua dat gezegd?’ vroeg hij, zijn wenkbrauwen optrekkend.

‘Ja. U hebt ook gezegd dat u tegen mij wilde strijden. U wist immers zo goed, dat u mij zou verpletteren!' Hij voelde zich blijkbaar niet op zijn gemak, want hij zei:

‘Tangua herinnert zich deze woorden niet. Old Shatterhand moet hem verkeerd verstaan hebben.'

'Nee, Winnetou was erbij. Hij zal het bevestigen.’

‘Ja,’ zei Winnetou bereidwillig. ‘Tangua heeft dit alles gezegd.’

‘U ziet dat het waar is. Bent u bereid, uw woord te houden?’

‘Eist u dat?’

‘Ja. U hebt me een pad genoemd, zonder moed. U hebt me belasterd en alle moeite gedaan om ons in het verderf te storten. Wie zo brutaal is, zal zich ook wel tegen mij durven verdedigen.’

‘Hoani - nee! Het opperhoofd van de Kiowa’s strijdt alleen tegen opperhoofden!’

‘Ik ben een opperhoofd4’

‘Bewijs dat maar!’

‘Ik zal het bewijzen door u aan de eerste boom daar op te hangen als u weigert het tegen mij op te nemen.' Een Indiaan met ophangen bedreigen, is een zware belediging.

Tangua rukte dan ook het mes uit zijn gordel en riep uit:

‘Hond, moet Tangua je doodsteken?’

‘Ja, maar dan in een eerlijk gevecht. Man tegen man en mes tegen mes.’

‘Het opperhoofd van de Kiowa's denkt er niet aan. Hij heeft met Old Shatterhand niets te maken.’

‘Toen ik weerloos vastgebonden was, had je heel wat met me te maken, lafaard!' Hij wilde me aanvliegen, maar Winnetou kwam tussenbeide.

‘Mijn broeder Old Shatterhand heeft gelijk,' zei hij. ‘Tangua heeft hem belasterd en heeft rekenschap willen afleggen. Als hij dit nu weigert, is hij een lafaard, zijn stam zal hem uitstoten. Deze zaak wordt dadelijk beslist; niemand zal de krijgers van de Apaches verwijten dat zij lafaards gastvrijheid verlenen. Wat wil het opperhoofd van de Kiowa's?' Tangua keek om zich heen, eer hij antwoordde. Er waren drie maal zoveel Apaches als Kiowa's aanwezig en zijn mannen stonden tussen de tegenstanders. Op een strijd kon hij het niet laten aankomen, te meer niet daar hij pas de hoge losprijs had betaald en feilelijk nog half een gevangene was.

‘Tangua zal zich beraden,’ zei hij.

‘Een dappere krijger beraadt zich niet,’ zei Winnetou. ‘Of u neemt de strijd op, of u wordt als een lafaard beschouwd.' Tangua vermande zich en riep:

‘Tangua een lafaard? Wie dat zegt, steekt hij het mes in de borst!’

‘Winnetou zegt het,’ antwoordde de Apache trots en beheerst, ‘als u het aan Old Shatterhand gegeven woord niet houdt.’

‘Dat houdt Tangua.’

‘U wilt dus tegen hem strijden?’

‘Ja.’

‘En nu dadelijk?’

‘Ja. Ik wil zijn bloed zo spoedig mogelijk zien!’

‘Goed, dan kan bepaald worden waarmee er wordt gestreden.*

‘Wie bepaalt dat?*

‘Old Shatterhand.’

‘Waarom hij?'

'Omdat u hem beledigd hebt.’

‘Nee, Tangua zal kiezen,’ zei de Kiowa brutaal. ‘Old Shatterhand heeft hem, een opperhoofd, beledigd, omdat hij maar een gewone blanke is. Tangua is veel meer dan hij.’

‘Old Shatterhand is meer dan menig rood opperhoofd.’

‘Dat beweert hij ook, maar hij kan het niet bewijzen. Een dreigement is geen bewijs.' Ik besliste het probleem.

‘Tangua mag kiezen. Het deert mij niet, met welk wapen ik hem versla.’

‘Je zult me niet verslaan!’ tierde hij. ‘Meen je dat Tangua het vuistgevecht zal kiezen, waarin je ieder neerslaat, of het mes, waarmee je Bliksemmes hebt neergestoken, of de tomahawk, die zelfs Intshu tshuna noodlottig werd?’

‘Wat dan?’

‘Het geweer. We zullen op elkaar schieten en je zult mijn kogel in je hart hebben.’

‘Mij best. Maar heeft mijn broeder Winnetou gehoord wat Tangua bekende?’

‘Wat dan?’

‘Dat ik met Bliksemmes heb gevochten en hem heb neergestoken. Ik deed het om de gevangen Apaches van de martelpaal te redden. Tangua had het ontkend en nu is de bekentenis hem ontsnapt. Heb ik hem niet terecht een leugenaar genoemd?’

‘Tangua een leugenaar!’ brieste de Kiowa. ‘Daarvoor betaal je met je leven! Hier die geweren. De strijd zal dadelijk beginnen, zodat het opperhoofd van de Kiowa’s die blaffende hond kan neerschieten!' Hij had zijn geweer al in de hand. Winnetou zond een Apache naar de pueblo om het mijne te halen, met de voorraad kogels die ik had bezeten. Alles was zorgvuldig bewaard, daar Winnetou mij wel als zijn vijand had beschouwd, maar grote belangstelling voor mij koesterde. Hij zei uitnodigend:

‘Mijn blanke broeder kan zeggen van welke afstand en hoe dikwijls er geschoten wordt.'

'Ik heb geen voorkeur,’ zei ik. ‘Wie de wapens heeft gekozen, mag ook nu beslissen.’

‘Ja, Tangua zal beslissen,’ zei de Kiowa dadelijk. ‘Tweehonderd pas en zoveel schoten tot een van ons valt.’

‘Goed,’ zei Winnetou met een hoofdknik. ‘De Apache zal toezien.

Er wordt beurtelings geschoten. Winnetou houdt zijn geweer gereed en wie voor zijn beurt schiet, krijgt een kogel van hem door zijn hoofd. Wie heeft het eerste schot?’

‘Tangua!’ riep de Kiowa. Afkeurend schudde Winnetou het hoofd. ‘Tangua eist alle voordelen op. Old Shatterhand zal het eerst schieten.’

‘Welnee,’ weerde ik af, ‘geef hem zijn zin. Een schot voor hem en een voor mij, dan is het afgelopen.’

‘Nee!’ riep Tangua. ‘Wij schieten, tot een van beiden neervalt.’

‘Zeker, mijn eerste schot zal u doen vallen.’

‘Snoever!’

‘Pshaw! Ik moest u doden, maar ik zal het niet doen. De minste straf voor wat u gedaan hebt, is overigens wel, dat ik u verlam. Ik zal uw rechterknie verbrijzelen. Onthoud dat.’

‘Hoort u dat?’ zei hij lachend. ‘Dit bleekgezicht, een greenhorn noemen zijn vrienden hem, beweert op tweehonderd pas mijn knie te zullen raken. Lacht hem uit, krijgers!' Uitdagend keek de Kiowa om zich heen, maar niemand lachte.

Nijdig ging hij verder: ‘Bent u bang voor hem? Tangua zal tonen dat hij om hem lacht. Laten wij de tweehonderd pas afmeten!' Terwijl dit gebeurde, werd mij de beredoder gebracht. Ik keek het geweer na. Het was geheel in orde. Beide lopen waren geladen.

Om zeker van mijn zaak te zijn, schoot ik ze af en laadde ze opnieuw, zo zorgvuldig als de gelegenheid het eiste. Sam kwam naar me toe.

‘Ik heb je van alles te vragen en ik krijg geen kans,’ zei hij.

‘Zeg me alleen of je die schurk werkelijk in de knie wilt raken?’

‘Ja.’

‘Alleen dat?’

‘Voldoende straf.’

‘Beslist niet. Zulk ongedierte moet uitgeroeid worden, als ik me niet vergis. Vergeet niet wat deze Kiowa gedaan heeft en wat er gebeurd is, alleen doordat hij de paarden van de Apaches wilde stelen.’

‘De blanken, die hem daartoe overhaalden, zijn even schuldig.’

‘Hij mag zich niet laten overhalen. Als ik jou was, schoot ik hem door het hoofd. Hij zal ook op jouw voorhoofd aanleggen.’

‘Of op mijn borst, weet ik.’

‘Hij zal je niet raken. De geweren van die roodhuiden deugen niet.' De afstand was nu afgemeten en wij stelden ons aan weerskanten op. Ik was even rustig als anders, maar Tangua bleef mij uitschelden. Winnetou, die juist in het midden afzijdig stond, vermaande hem:

‘Laat het opperhoofd van de Kiowa’s zwijgen en opletten. Winnetou telt tot drie; dan wordt er geschoten.' De spanning onder de toeschouwers steeg. Zij hadden zich in twee rijen links en rechts van ons opgesteld, zodat er zich tussen ons een brede gang had gevormd. Het was doodstil.

‘Het opperhoofd van de Kiowa’s begint,’ zei Winnetou. ‘Een, twee, drie!' ik verroerde me niet en bood de tegenstander de volle breedte van mijn lichaam. Bij het eerste woord van Winnetou legde hij aan, richtte zorgvuldig en schoot. De kogel ging dicht langs mij heen. Tangua was te opgewonden om zuiver te schieten.

‘Nu schiet Old Shatterhand,’ zei Winnetou. ‘Een, twee ...’

‘Wacht even!’ zei ik. ‘Ik heb recht en eerlijk tegenover het opperhoofd van de Kiowa’s gestaan, maar nu keert hij mij zijn zijde toe.’

‘Wie zal Tangua dat verbieden?’ zei hij nors. ‘Er is niet afgesproken hoe wij moeten staan.’

‘Dat is waar,’ gaf ik toe. ‘Tangua kan dus gaan staan zoals hij wil. Hij keert me zijn zijde toe, in de mening dat ik hem dan niet zo gemakkelijk kan raken. Hij vergist zich, ik raak hem toch. Ik had kunnen schieten zonder iets te zeggen, maar ik wil ruiterlijk blijven. Hij krijgt mijn kogel in zijn rechterknie.

Blijft hij me zijn zijde toekeren, dan zal de kogel door beide knieen gaan. Dat is het verschil. Hij moet het zelf maar weten. Ik heb hem gewaarschuwd.'

'Schiet niet met woorden, maar met kogels!’ zei hij honend. Hij sloeg mijn waarschuwing in de wind en bleef mij zijn zijkant toekeren.

‘Old Shatterhand schiet,’ zei Winnetou. 'Een, twee, drie!' Mijn schot daverde en Tangua gilde, liet zijn geweer vallen, breidde de armen uit, wankelde en viel.

‘Oef, oef, oef!’ klonk het van alle kanten en men drong naar voren om te zien waar ik hem geraakt had. Ik ging ook kijken en er werd vol eerbied ruimte voor mij gemaakt.

'In beide knieen, in beide knieen!’ werd er geroepen.

Tangua lag kreunend op de grond. Winnetou knielde neer en onderzocht zijn wonden. ‘De kogel heeft hem geraakt zoals mijn blanke broeder had voorspeld,’ zei hij. "Beide knieen zijn verbrijzeld. Tangua zal nooit meer uitrijden om zijn blik op de paarden van andere stammen te laten vallen.' Toen de gewonde mij zag, ontving hij me met een vloed van scheldwoorden. Ik snauwde terug, zodat hij even zweeg en voegde hem toe:

‘Ik heb u gewaarschuwd en u hebt niet willen luisteren; het is uw eigen schuld!' Jammeren durfde hij niet, dat mag een Indiaan zelfs bij de hevigste pijn niet doen. Hij beet op zijn lip, keek dreigend voor zich uit en zei tandenknarsend:

‘Tangua is gewond en kan niet naar huis gaan. Hij moet bij de Apaches blijven.' Maar Winnetou schudde het hoofd en zei vastberaden :

‘U zult naar huis moeten gaan, want wij hebben geen plaats voor de dieven van onze paarden en de moordenaars van onze krijgers. Wij hebben ons niet op uw leven gewroken, maar genoegen genomen met goederen. Meer kunt u niet verlangen. Een Kiowa hoort in onze pueblo niet thuis.’

‘Ik kan toch niet naar huis rijden!’

‘Old Shatterhand was zwaarder gewond dan u en kon ook niet rijden. Maar hij moest mee. Denk veel aan hem, dat zal nuttig voor u zijn. De Kiowa’s willen nu vertrekken. En dat is verstandig, want elke Kiowa die wij morgen nog dicht bij onze weidegronden aantreffen, zullen wij behandelen zoals u Old Shatterhand behandeld wilde zien. Ik heb gezegd. Howgh!' Hij nam mij bij de hand en ging met mij weg. Toen wij uit het gedrang waren, zagen wij zijn vader de rivier overzwemmen, met de twee mannen die Winnetou hem had gestuurd. De zoon ging zijn vader tot aan de oever tegemoet en ik voegde me bij Sam, Dick en Will.

‘Eindelijk kunnen wij eens met je praten,’ zei Sam. 'Vertel me eerst eens wat dat voor haar was, dat je aan Winnetou liet zien.’

‘Zijn eigen haar, door mij afgesneden.'

'Wanneer?'

'Toen ik hem en zijn vader van de bomen losmaakte.’

‘Jij hebt ... by Jove! ... heb ...jij, greenhorn, hem bevrijd?’

‘Schitterend!' juichte Parker. Maar mijn leermeester fronste het voorhoofd.

‘Zonder ons iets te zeggen?’

‘Was niet nodig, Sam.’

‘Hoe heb je dat eigenlijk klaargespeeld?

‘Ach, zoals een greenhorn zoiets doet.’

‘Praat nu verstandig, kerel. Het moet heel moeilijk zijn geweest!’

‘Ja, je wist niet eens of jij het zou klaarspelen.’

‘Maar je hebt het klaargespeeld. Of ik heb geen verstand, of het staat stil.’

‘Het eerste, Sam, het eerste.’

‘Maak geen domme grappen! Wat een genieperd! Bevrijdt opperhoofden en loopt met zo’n kostbare lok rond, zonder ons iets te zeggen. Heeft zo’n eerlijk gezicht, die kerel, maar is toch een niksnut van een genieperd! Je kunt eigenlijk geen mens meer vertrouwen. En wat is er nu vandaag gebeurd? Ik heb het niet allemaal begrepen. Je was verdronken en opeens was je er weer.' Ik vertelde mijn drie vrienden in het kort wat er zich afgespeeld had. Daarna riep Sam: ‘Man, vriend en greenhorn! Je bent me een rakker, als ik me niet vergis. Ik vraagje voor de zoveelste keer: ben je nooit eerder in het Wilde Westen geweest?’

‘Nee.’

‘Ook niet in de Verenigde Staten?’

‘Nee.’

‘Dan snap ik er niks meer van! Je bent in alle opzichten een beginneling en hebt in alle opzichten ervaring. Zo’n man heb ik nog nooit ontmoet. Ik heb respect voor je. Je hebt het handig gedaan, hihihi! Ons leven hing aan een zijden draad, warempel! Je hoeft je overigens niets te verbeelden, want een volgende keer zul je des te groter stommiteiten uithalen. Ik vraag me af of je wel ooit een bruikbaar woudloper wordt.' Waarschijnlijk was hij op die manier nog enige tijd doorgegaan, als Winnetou en Intshu tshuna zich niet bij ons hadden gevoegd.

Het opperhoofd keek mij, zoals tevoren zijn zoon, lang en ernstig aan. Tenslotte sprak hij:

‘Intshu tshuna heeft van Winnetou alles vernomen. U bent vrij en zult ons vergiffenis schenken. U bent een zeer dapperen listig krijger en zult nog menig vijand overwinnen. Een verstandig man die u tot zijn vriend maakt. Wilt u de vredespijp met ons roken?’

‘Ja, ik wil graag uw vriend en broeder zijn.’

‘Ga dan met mij en mijn dochter Nsho-tshi mee naar onze pueblo. Het opperhoofd van de Apaches zal zijn overwinnaar een woning toewijzen die hem waardig is. Winnetou blijft hier om de orde te handhaven.' Met Intshu tshuna en Nsho-tshi beklommen wij als vrije mannen de piramide, die wij als gevangenen hadden verlaten om ter dood gebracht te worden.

01 Winnetou het grote opperhoofd
titlepage.xhtml
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_000.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_001.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_002.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_003.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_004.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_005.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_006.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_007.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_008.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_009.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_010.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_011.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_012.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_013.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_014.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_015.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_016.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_017.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_018.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_019.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_020.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_021.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_022.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_023.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_024.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_025.htm
May, Karl - 01 Winnetou het grote opperhoofd_split_026.htm